UT Kader

Waarom een kader voor evaluatie van modules?

Door de invoering van TOM is vanaf september 2013 ons onderwijs sterk in verandering. De nieuwe moduleopzet kenmerkt zich onder andere door een grotere omvang, een gevarieerder aanbod van werkvormen, een andere inrichting van de toetsing en beoordeling en een andere rol voor de docent. De kwaliteitszorg moet in deze vernieuwing mee. Essentiële elementen van het nieuwe systeem zijn het continu monitoren van het onderwijs en degenen die het dichtst op het onderwijs zitten (docenten en studenten) daarbij betrekken.

De belangen voor de UT, maar ook voor de opleidingen zijn groot. Het is om die reden alleszins de moeite waard te streven naar één visie op de kwaliteitszorg rond modules en een UT-kader waarbinnen het evalueren van modules plaats vindt.


In de kwaliteitszorg wordt het onderwijs gemonitord, geborgd, en verder ontwikkeld op zowel module- als op opleidings- en instellingsniveau. Het evalueren van modules is een onderdeel van die kwaliteitszorg en draagt hieraan bij op de volgende wijzen:

De evaluaties leveren in de eerste plaats informatie aan de moduledocenten op grond waarvan zij het onderwijs kunnen bijsturen of het ontwerp van de module kunnen aanpassen.

Daarnaast hebben opleidingsdirecteur en opleidingscommissie de taak de kwaliteit van het opleidingsprogramma te borgen en verder te ontwikkelen. Bovendien moeten zij in staat zijn zwakke plekken in de opleiding op te sporen.

De examencommissie dient de kwaliteit van het toetsen te borgen. In de kwaliteitscyclus op dit niveau speelt o.a. informatie afkomstig uit de module-evaluaties een rol.

Op een vergelijkbare wijze leveren deze evaluaties informatie ten behoeve van de kwaliteitsborging op instellingsniveau.


Het kader geeft richtlijnen voor de inrichting van de kwaliteitszorgsystemen in de opleidingen met als doelen deze systemen op zowel faculteits- als instellingsniveau:

transparanter te maken voor zowel docenten als studenten, hetgeen leidt tot herkenbaarheid van de aanpak van evaluaties;

transparanter te maken voor het management, hetgeen op opleidings- en centraal niveau leidt tot een beter zicht op de goede werking van de lokale kwaliteitszorgsystemen;

op verschillende onderdelen efficiënter te maken;

zodanig op elkaar af te stemmen dat rapportages over groepen van modules op opleidings- en centraal niveau beter zicht geven op de kwaliteit van het onderwijs (relatie tussen de niveaus).

Het kader laat voldoende vrijheid om lokaal de inrichting van de kwaliteitszorg aan te laten sluiten bij de karakteristieken van de betreffende opleiding en/of het cluster.

De plaats van het kader voor evaluatie van modules in het kwaliteitszorgsysteem onderwijs

Het UT-kader voor module-evaluaties beperkt zich tot de modules in het bacheloronderwijs (vanaf september 2013). Het kader beschrijft alleen evaluaties voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van het onderwijs binnen de modules. Evaluaties die leiden tot conclusies over de kwaliteit van onderwijs op curriculumniveau en op instellingsniveau blijven buiten beschouwing.


Op module-niveau onderscheidt het kader drie onderdelen van de evaluatie:

1.evaluatie van studentervaringen tijdens de uitvoering van het onderwijs in een module

2.toetsing en beoordeling in een module en

3.de studieresultaten in een module.

De mate van uitwerking van deze onderdelen verschilt voorlopig nog. Hieruit mogen geen conclusies getrokken worden over het belang van ieder onderdeel.


De keuze om eerst de kwaliteitszorg op moduleniveau vorm te geven is een pragmatische: direct bij de start van het moduleonderwijs gaat dit deel in werking. Dat neemt niet weg dat ook de kwaliteitszorg op curriculum- en instellingniveau ontwikkeld moet worden.


Om dit kader goed te kunnen beoordelen is inzicht in de onderlinge relaties tussen de drie niveaus noodzakelijk. Hierover is meer informatie te vinden onder ‘De PDCA-cycli’.