Dat het bloed en urine niet zomaar allerlei zouten kunnen bevatten, blijkt uit de volgende proef.
Opdracht (Z14) proef
Maak van te voren een werkplan.
- Maak in een reageerbuis een oplossing van een mespuntje keukenzout in ongeveer drie centimeter demiwater.
- Maak in een andere reageerbuis een oplossing van een mespuntje zilvernitraat in ongeveer drie centimeter demiwater.
- Maak in een derde reageerbuis een oplossing van een mespuntje natriumnitraat in ongeveer drie centimeter demiwater.
Voeg de oplossing van keukenzout toe aan die van zilvernitraat en noteer je waarnemingen.
Verwerk de resultaten, na beantwoording van opdracht Z-15, in een verslag.
N.B. Oplossingen die zilververbindingen bevatten mag je niet door de gootsteen spoelen, maar moet je in een speciaal vat doen.
In bovenstaande opdracht heb je gezien dat de oplossing troebel wordt omdat er een vaste stof is ontstaan. Zo'n vaste stof heet een neerslag, de reactie waarbij een neerslag ontstaat heet een neerslagreactie. De vraag is wat deze vaste stof is.
Opdracht (Z15) werkblad
- Welke ionen komen voor in de oplossing van keukenzout?
- Welke ionen komen voor in de oplossing van zilvernitraat?
- Welke ionen komen voor in de oplossing van natriumnitraat?
Welke vier ionsoorten heb je bij elkaar als je de oplossingen van keukenzout en zilvernitraat bij elkaar voegt?
Werkblad en discussie
Welke ionen zijn volgens jou verantwoordelijk voor het ontstaan van het neerslag?
Bediscussieer jouw mening met een ander groepje. Vertel duidelijk waarom het volgens jou deze ionen zijn.
Behalve in de macrospcopische en de nanoscopische wereld, werkt de scheikunde in de symbolische wereld. In deze wereld geef je met symbolen aan wat er gebeurt in de macroscopische en/of de nanoscopische wereld. Bij neerslagreacties werken chemici vaak met het volgende schema:
aanwezig voor de reactie | reactie | aanwezig na de reactie |
---|---|---|
Na+(aq); Cl¯(aq) H2O (l) Ag+(aq); NO3¯(aq) | Ag+ (aq) + Cl¯ (aq) ® AgCl (s) | AgCl (s) H2O (l) Na+(aq); NO3¯(aq) |
aq = opgelost in water; l = vloeibaar; s = vast |
De natrium- en nitraationen nemen niet aan de reactie deel. Deze ionen zijn 'toeschouwers' en worden ook wel tribune-ionen (Engels: spectator ions) genoemd.
Opdracht (Z16) werkblad
Als je een oplossing van bariumchloride toevoegt aan een oplossing van kaliumsulfaat, ontstaat er een neerslag.
- Wat zijn de formules van het barium-, chloride-, kalium- en sulfaation?
- Wat zijn de formules van bariumchloride en kaliumsulfaat?
Werkblad, deels in verslag
In BINAS tabel 45A staat schematisch aangegeven welke combinaties van ionen goed, slecht of matig oplosbaar zijn.
- Moet je opzoeken of de combinaties Ba2+ / Cl¯ en K+ / SO42¯ slecht oplosbaar zijn, of weet je dit al? Verklaar je antwoord.
- Geef de reactievergelijking voor het ontstaan van het neerslag. Geef aan welke deeltjes voor en na de reactie aanwezig zijn. Gebruik een dergelijk schema als hierboven.
Verwerk deze opdracht en opdracht Z17 in één verslag.
Opdracht (Z17) proef
Maak van te voren een werkplan.
Voeg oplossingen van de volgende twee zouten bij elkaar. Voorspel van te voren of er een neerslag zal ontstaan.
- ijzer(III)chloride en natriumfosfaat (wat betekent de (III) achter ijzer?)
- bariumchloride en zilvernitraat
- kaliumcarbonaat en koper(II)sulfaat (wat betekent de (II) achter koper?)
Geef de reactievergelijkingen van de eventueel optredende reacties. Geef aan welke deeltjes voor en na de reactie aanwezig zijn. Gebruik een dergelijk schema als hierboven. Verwerk deze opdracht en opdracht Z16 in één verslag.
Opdracht (Z18) werkblad
Als je een oplossing van strontiumchloride (SrCl2) toevoegt aan een oplossing van natriumsulfaat, ontstaat er een neerslag.
- Geef de reactievergelijking van de neerslagvorming. Gebruik een dergelijk schema als hierboven.