Foto: Wim Bakker

Van want(s)en weten

Een schild op de rug. Een steeksnuit waarmee ze prikken om een plant of dier leeg te zuigen. Klinkt indrukwekkend. Dit zijn bijzondere, kleine beestjes, met mooie patronen en kleuren. Ga mee op pad op de UT campus om een paar soorten te leren kennen en iets meer te weten te komen over wantsen en hun rol in het ecosysteem.  

Wereld Biodiversiteitsdag 2024 gaf de aftrap voor activiteiten op de UT campus om enthousiasme en kennis over biodiversiteit te delen. Dit is het 9e artikel in een terugkerende serie over flora en fauna op onze campus. Entomoloog Dr. Berend Aukema deelt zijn kennis over zijn hobbyinsecten: wantsen. Al meer dan 60 jaar houdt hij zich met wantsen bezig. Hij publiceerde verschillende verspreidingsatlassen van Nederlandse wantsen.

Tijdens de Bioblitz 2024 kwamen we veel wantsen tegen die we nog niet eerder hadden gezien. Wil je een lijst zien van alle wantsen die op de UT campus gezien zijn, klik dan hier. 

Wat voor wantsen?

Wantsen (Heteroptera) zijn kleine insecten – vaak kleiner dan 1 cm – met een steeksnuit (rostrum) waarmee ze planten of dieren kunnen leegzuigen. Ze hebben twee paar verschillend gevormde vleugels ( 'hetero'=verschillend, 'ptera'=vleugels). De voorvleugels bestaan uit twee delen. Het voorste deel is enigszins verhard en gekleurd en het achterste deel (de membraan) is vliezig en doorzichtig. De achtervleugels zijn vliezig. Op de rug hebben ze een min of meer duidelijk zichtbare hartvormige driehoek, het schildje. Veel wantsen hebben geurklieren. 

Er zijn verschillende soorten: fytofagen (planteneters), zoöfagen (predatoren) of zoöfytofagen (alleseters). Een plantenetende wants prikt een blad, stengel, vrucht of zaadje aan en zuigt het sap op. Ze leven ook van andere insecten, zoals bijvoorbeeld bladluizen, en kleine ongewervelden. Enkele soorten leeft van bloed van zoogdieren (de mens – bedwantsen – of vleermuizen) of vogels (duiven of zwaluwen).    

Sommige soorten kunnen zuigschade veroorzaken aan cultuurgewassen. Daarnaast zijn er ook soorten die worden ingezet als natuurlijke vijanden van plaaginsecten als tripsen en witte vliegen, met name in kassen. 

Wantsen leven enkele weken tot enkele maanden (sommigen zelfs een jaar of langer). Hun hoofdactiviteit is het zoeken en opnemen van voedsel, zodat ze energie hebben voor het paren en het afzetten van eieren om de volgende generaties te produceren. Een jonge wants heet een nimf, deze doorstaan vijf vervellingen tot ze volgroeid en volwassen zijn. Overwintering vindt, afhankelijk van de soort, plaats als ei, nimf of adult. 

Soorten wantsen

In Nederland zijn 675 soorten bekend. Op de UT zijn er 98 geobserveerd. Sommige soorten hebben een specifieke habitat en zijn alleen te vinden op een bepaalde plant (hun waardplant). Ze leven op bomen en struiken (zowel loof- als naaldhout), mos, grassen en kruiden, in of op het water, op paddenstoelen en in of op de bodem. Met een sleepnet of klopscherm kan je ze vaak het beste vinden. Op de bodem levende soorten zijn te vinden met een bodemval: een yoghurtbeker ingraven in de grond. 

Sommige wantsen hebben afschrikwekkende kleuren, waardoor vogels ze vermijden. In experimenten waarbij ze geverfd werden, werden ze wel gegeten. Wantsen kunnen giftig zijn door stoffen uit hun waardplant. Ze gebruiken hun geurklieren als afweersysteem. Dat wordt vaak ervaren als stank (stinkwantsen). 


Bladpootrandwants, Leptoglossus Occidentalis. Foto: Wim Bakker

De bladpootrandwants is de grootste en een best spectaculaire soort (~2cm). De naam verwijst naar de verbrede en afgeplatte achterschenen. Oorspronkelijk komt ze uit Noord-Amerika, waar ze leeft van zaden van coniferen. In Nederland wordt ze niet als schadelijk beschouwd, omdat er geen commerciële teelt van coniferenzaden is.  


Pyjamawants, Graphosoma Italicum . Foto: Marian en Bert 

De pyjamawants is een van boven rood-zwart gestreepte en van onderen gestippelde wants. Deze was aanvankelijk extreem zeldzaam in Nederland en werd alleen in Zuid-Limburg enkele keren waargenomen. Sinds 1990 is ze echter vanuit het zuiden het hele land over getrokken: een duidelijk klimaateffect. Ze leeft op schermbloemen, onder andere fluitenkruid en wilde peen.   


Vuurwants, Pyrrhocoris Apterus. Foto: Wim Bakker

De Vuurwants heeft afschrikwekkende kleuren. Een vuurwants leeft van op de grond gevallen zaden van kaasjeskruidachtigen, onder andere lindebomen en kaasjeskruid. Ze leven in groepen bij elkaar. De meeste exemplaren hebben gereduceerde vleugels. Langvleugelige dieren zijn door hun vliegactiviteit van belang voor genenuitwisseling tussen populaties en de verbreiding van de soort. Vogels mijden deze soort vanwege de afschrikwekkende kleuren. 


Groene schildwants, Palomena Prasina. Foto: Wim Bakker

Soms wordt de groene schildwants ook wel de groene stinkwants genoemd. Ze voedt zich met plantensappen van onder ander braam en brandnetel. De overwinterende dieren verkleuren van groen naar bruin, zodat ze minder opvallen. In het voorjaar worden ze weer groen. Dit verschijnsel heet seizoensdimorfie. Als ze zich bedreigd voelen, produceren ze met behulp van hun stinkklieren een afschrikwekkende geur. 


Foto: Marian en Bert
Geblokte glasvleugelwants, Rhopalus subrufus
Foto: Marian en Bert
Roodpootschildwants, Pentatoma rufipes copula
Foto: Marian en Bert
Miersikkelwants, Himacerus mirmicoides nimf
Foto: Marian en Bert
Zuringrandwants, Coreus marginatus
Foto: Marian en Bert
Zuidelijke schildwants, Peribalis strictus vernalis
Foto: Marian en Bert
Bruingemarmerde schildwants Halyomorpha halys nimf
Foto: Wim Bakker
Conifeerblindwants, Camptozygum aequale

Rol van wantsen in het ecosysteem

Wantsen worden gegeten door vogels en andere insecten en leven op hun beurt van planten en andere dieren. Sluipwespen leggen hun eitjes in het eitje van de wants waarbij het sluipwespje het wantseneitje als voedsel benut. Sluipvliegen leggen hun eieren op nimfen of volwassen wantsen, waarna de larfjes de wantsen binnendringen en van binnenuit leegeten. 

Gekweekte roofwantsen worden ingezet als biologische bestrijders in kassen, waar tomaten of paprika’s geteeld worden. Soms leidt dat tot een ongewenste verrijking van de fauna als uitgezette exoten zich ook buiten de kas vestigen. 

Planten vormen voor wantsen een voedselbron en een leefomgeving. Omdat er een bepaalde soort plant is, zijn er ook daaraan gebonden wantsen. Zo speelt elke soort zijn rol in het ecosysteem, ook wantsen. Het is dan belangrijk ervoor te zorgen dat alle soorten in het ecosysteem blijven bestaan. 

Biodiversiteit op de ut

Het versterken van biodiversiteit op onze campus is een van de duurzaamheidsdoelstellingen van de Universiteit Twente. Door beter te monitoren verkrijgen we kennis over de biodiversiteit op de campus in het algemeen. Dat helpt ons bij het maken van de juiste keuzes om biodiversiteit te ondersteunen. In 2024 zijn we gestart met een jaarlijkse Bioblitz. Iedereen kan helpen soorten te monitoren via de app ObsIdentify. We organiseren verschillende activiteiten om het bewustzijn rondom biodiversiteit te vergroten (zoals vogels en libellen kijken). Er werd een biodiversiteitsraad opgericht, waarbij CFM (Campus & Facility Management) overlegt met biodiversiteitsenthousiastelingen over hoe onderhoud kan bijdragen aan een betere habitat voor soorten. Verder werken we dankzij een subsidie van het Klimaatcentrum aan het toegankelijk maken van gegevens over groenonderhoud en biodiversiteit voor onderzoek en onderwijs. 

Meer weten over duurzaamheid op de UT? Kijk op utwente.nl/duurzaamheid