Je werkt als TG’er in de psychiatrie, komt die combinatie vaak voor?
‘Nee, totaal niet. Ik ben één van de weinigen in Nederland en sluit zelfs niet uit dat ik momenteel de enige ben. Dat ik op deze plek zou terechtkomen was geen zorgvuldig gekozen pad, maar vooral een die toevallig ontstond. Vlak voor het uitbreken van de coronapandemie begon ik met afstuderen en dat deed ik in het Rijnstate op de afdelingen neurologie en psychiatrie. Het onderzoek waar ik aan mee werkte, richtte zich op het bestuderen en mogelijk voorkomen van klachten na een elektroconvulsietherapie (ECT). Tijdens zo’n behandeling wordt er op de operatiekamer gecontroleerd een insult (epileptische aanval) opgewekt. Deze behandeling is heel effectief, maar kan gepaard gaan met klachten zoals verwardheid en geheugenverlies. Naast de aard van de klachten, zijn de werkingsmechanismen niet goed bekend. Deze probeer ik te onderzoeken.’
Wegen die klachten op tegen het nut van de behandeling?
‘Dat is een zorgvuldige afweging tussen de ernst van de ziekte en de te verwachten klachten van de behandeling. Het is goed te benadrukken dat patiënten die ECT ondergaan vaak ernstig ziek zijn en dit bovendien al lang kunnen zijn. Patiënten kunnen al jarenlang depressief zijn en suïcidale gedachten hebben. Soms werkt een enkele ECT-behandeling al en dat is enorm mooi om te zien. De behandeling is niet zelden levensreddend.’
Hoe zijn jouw dagen in het Rijnstate eruit?
‘Naast ECT zijn er ook andere (nieuwe) behandelingen voor patiënten met een depressie zoals esketamine – dat doen wij intraveneus – en magnetische hersenstimulatie (rTMS). Ik voer een groot deel van deze behandelingen uit. Daar komt ook veel voorlichting en evaluatie bij kijken. Momenteel voeren we behandelingen uit en observeren we of patiënten daadwerkelijk opknappen, maar we willen liever een gerichtere keuze maken voor de behandeling. Hiervoor is onderzoek nodig naar het begrijpen hoe deze behandelingen überhaupt werken en misschien nog belangrijker: waarom voor sommige patiënten niet? Vier dagen per week ben ik klinisch bezig met het behandelen van patiënten. De andere dag werk ik aan mijn promotieonderzoek gericht op de elektrofysiologische werking van ECT. Deze combinatie bevalt me erg goed.’
Hoe maak jij als TG’er het verschil in deze functie?
‘Als TG’er ben je opgeleid om nieuwe innovaties (vaak technisch) in de zorg te implementeren. Als TG’er zie je de kansen en kijk je kritisch of deze klinisch relevant en haalbaar zijn. Naast medische en technische kennis beschik je ook over communicatieve vaardigheden, die essentieel zijn als je werkt in een ziekenhuis. Het vak vaardig communiceren en professioneel gedrag legt daarvoor een goede basis. Een TG’er is naar mijn idee een ideale professional om nieuwe behandelingen te implementeren op de afdeling.’
Welke stages deed je?
‘Ik liep verschillende stages op de klinische neurofysiologie, geriatrie en cardio thoracale chirurgie. Vanaf het begin had ik al interesse in de werking van de hersenen. Daarom vind ik het interessant om ziekte en behandelingen in de psychiatrie vanuit een neurofysiologische invalshoek te benaderen.’
Hoe kijk je terug op je studie?
‘Het studeren in Twente beviel mij heel goed. Ik hoorde vaak twijfel: wat kun je nou eigenlijk met een TG-diploma? Die twijfel begrijp ik best goed, want de paden zijn wat minder gebaand dan bij andere studies. Je kunt dit echter ook zien als een luxe en je eigen rol binnen de zorg of ander werkveld zelf creëren. Door je stevige basis ben je hiertoe in staat en kun je mensen overtuigen van jouw meerwaarde. Bovendien is het positief dat steeds meer TG’ers ook klinisch werken, ook buiten onderzoek. Ik hoop dat deze trend zich voortzet. Je moet een beetje geluk hebben en jezelf goed op de kaart zetten, maar er zijn genoeg TG’ers nodig.’
Tekst: U-Today, Stan Waning, juli 2023